Samenstellers: Kunsthal KAdE met advies van Arno Kramer
Het nostalgie oproepende teken- en schrijfmateriaal op een schoolbordenondergrond staat centraal in de groepstentoonstelling KRIJT met nieuw werk van zeventien Nederlandse kunstenaars en een aantal bijzondere internationale bruiklenen van onder meer Joseph Beuys en Rudolf Steiner. Het Amersfoortse Blauwdruk 033 richt de bovenzaal in, met Amersfoortse kunstenaars die reageren op het thema krijt. Op verschillende plekken in de tentoonstelling (KAdEStudio, KRIJTkamer, KRIJTlokaal) kunnen bezoekers zelf met krijt aan de slag.
Marjolijn de Wit, To What Remains, 2018. Foto: Mike Bink
Krijt roept bij jong en oud herinneringen en nostalgische gevoelens op. Sinds de uitvinding van het zwarte en soms groene schoolbord in de 18e eeuw zijn hele generaties ermee opgegroeid. Op het meerluikige schoolbord worden talloze letters, cijfers, teksten, tekeningen en formules getekend en ook weer uitgeveegd. In wit- of kleurenkrijt, al dan niet met behulp van grote linialen, passers en hulplijntjes. Al deze materialen en handelingen zijn inmiddels bijna historisch te noemen, omdat ze in de schoolgebouwen zijn vervangen door markers op whiteboard of digitale middelen.
”Het merendeel van de kunstenaars had nooit eerder serieus met bordkrijt gewerkt. Het resultaat is echter indrukwekkend. Krijt is zoveel meer dan louter kinderspel.” – De Telegraaf
Kunsthal KAdE heeft zeventien Nederlandse kunstenaars uitgenodigd om met krijt op een schoolbordenondergrond te werken. Er zijn zowel abstract als figuratief werkende kunstenaars geselecteerd, zodat een gevarieerd beeld ontstaat in verschillende stijlen en vormen. Zo maakt Arno Kramer een grote muurtekening, Roland Sohier verdiept zich in het groene drieluik als altaarstuk en Lenneke van der Goot maakt op een vlak stoeptegels een stoepkrijttekening; een uitstapje naar het schoolplein. Daarnaast toont Kunsthal KAdE een aantal bruiklenen van Joseph Beuys, Rudolf Steiner, Juan Muñoz en een geheel in krijt vervaardigde animatiefilm uit 2016 van de Servische Nemanja NikolićArno Kramer, In the time changing light, 2018. Foto: Mike Bink
Ook HKU studenten lieten zich inspireren door krijt. Na een seminar in KAdE waar de deelnemende kunstenaars Roland Sohier, Marjolijn de Wit en Marthe Zink een inleiding gaven zijn studenten uit verschillende studierichtingen in groepen gaan experimenten met het medium. Dat resulteerde in zes verschillende bewegende krijtwerken. Twee daarvan zijn geselecteerd voor de tentoonstelling.
”KRIJT in Kunsthal KAdE […] roept dierbare herinneringen op: een tekening van Sinterklaas, gemaakt door de liefste juf van de basisschool.” – Trouw
Zelf aan de slag
In de KAdEStudio worden bezoekers uitgenodigd hun bekentenissen te delen middels strafregels op een bord. Ter inspiratie is de video ”I Delayed Peoples Flights By Walking Slowly in Narrow Hallways” (2008) van Mayke Nas te zien: een muziektheater voor vier performers, die ritmisch nieuwe bekentenissen op vier schoolborden schrijven alsof het strafregels zijn. In de KRIJTkamer mag alles worden bekrijt; de wanden en zelfs de meubels. En in het KRIJTlokaal hangen instrumenten aan de muur om een grote tekening mee te maken. Tijdens de opdrachten kunnen verschillende krijttechnieken worden uitgetest.
KRIJTlokaal. Foto: Mike Bink
Deelnemende kunstenaars:
Marijn Akkermans (NL, 1975) | Jitske Bakker (NL, 1982) | Joseph Beuys (DE, 1921 – 1986) | Nik Christensen (GB, 1973) | Marcel van Eeden (NL, 1965) | Hanneke Francken (NL, 1976) | Lenneke van der Goot (NL, 1979) | Susanna Inglada (ES, 1983) | Arno Kramer (NL, 1945) | Bart Lodewijks (NL, 1972) | Romy Muijrers (NL, 1990) | Juan Muñoz (ES, 1953 – 2001) | Marc Nagtzaam (NL, 1968) | Mayke Nas (NL, 1972) | Nemanja Nikolić (RS, 1987) | Thomas Raat (NL, 1979) | Hans Schuttenbeld (NL, 1991) & Jilles de Man (NL, 1990) | Roland Sohier (NL, 1950) | Rudolf Steiner (HR, 1861-1925) | Guy Vording (NL, 1985) | Witte Wartena (NL, 1976) | Marjolijn de Wit (NL, 1979) | Marthe Zink (NL, 1990) | HKU studenten
”Behalve blij spul is krijt ook een vehikel voor filosofische uiteenzettingen – Rudolf Steiner en Joseph Beuys zijn ook vertegenwoordigd in de expositie.” – NRC
Special guest: Blauwdruk 033
Kunsthal KAdE heeft voor de tentoonstelling KRIJT als special guest Blauwdruk 033 uitgenodigd. Op 16 februari 2014 openden de deuren van de tentoonstelling “Blueprint/Blauwdruk”. Het was de laatste tentoonstelling van Kunsthal KAdE aan het Smallepad en het eerste gezamenlijke project van gastcuratoren StadsGalerij, Haren Majesteit, BV de Gasten en de Observant bij Kunsthal KAdE. De organisatoren Ron Jagers, Martin Honings en Adinda van Wely vinden het belangrijk om de banden met de kunstenaars met een Amersfoortse hartslag ook op een langere termijn te onderhouden. In de zomer van 2018 is Blauwdruk 033 opnieuw te gast en tonen ze een selectie van deelnemers uit voorgaande edities in de bovenzaal van Kunsthal KAdE. Deze Blauwdruk-kunstenaars reageren ook op het thema krijt. Deelnemers: Elsemarijn Bruys (NL, 1989) | Eva Hoogenberg (NL, 1999) | Marije Koelewijn (NL, 1991) | Jippiet (NL, 1988) | Inge Vaandering (NL, 1993) | Corine Zomer (NL, 1983).
Mede mogelijk gemaakt door: Mondriaan Fonds, K.F. Hein fonds, StadsGalerij en Gemeente Amersfoort
Over KRIJT:
AD 24 mei
Trouw 28 mei
Telegraaf 30 mei
Nederlands Dagblad 1 juni
Mister Motley 10 juni
My Daily Shot of Culture 13 juni
Avondlog 17 juni
Kunstmeisjes 19 juni
NRC 9 juli
Arno Kramer. Foto: Hans de Bruin
Afsluiting KRIJT | Lezing Arno Kramer, 19 augustus
Ode aan de voorlopigheid
In 1767 werd er in Amsterdam door Pieter Myer een boek uitgegeven dat een lofdicht bevatte met de titel Triomf der Teekenkunst. “Toegezongen aan … Jonas Witsen, burgemeester der stad Amsteldam … als opper-directeur van de Teeken-Akademie der stad, en voorts aan de heeren directeuren … ter gelegenheid dat … burgemeesteren … de heeren leden der Teeken-Akademie een vertrek in het stadhuis dezer stad, ter hunner oeffeninge goedgunstig hebben gelieven te verleenen” In dit lofdicht, geschreven dus voor de Burgemeester van Amsterdam, gaat de schrijver zich artistiek te buiten, al dan niet in rijm, met als doel de stad te bewegen om tot een gebouw te komen waar men de edele Teekenkunst kon zien en beoefenen. In het laatste couplet van het lange vers wordt dit nog eens op deze wijze bepleit:
Men hoort de tong der Kunst den Burgervadren loven.
De Stroomgod steekt verheugd de grijze kruin naar boven,
Op ’t zien dat Teekenkunst haar hatren magt ten toon,
In ’t vorstlijk Stadsgebouwd geleid word naar den troon.
In 1784, 17 jaar na de publicatie van deze tekst, werd in Haarlem Teylers Museum geopend, het eerste museum in Nederland. Opvallend was dat de collectie, naast veel wetenschappelijke en natuurkundige attributen en boeken, ook al snel een enorme verzameling tekeningen en prenten bezat.
Het heeft overigens wel lang geduurd voor de tekening voor vol werd aangezien en gelukkig lijkt het erop dat de afgelopen jaren de aandacht voor hedendaagse tekeningen wel is gegroeid, zij het niet op de plekken die ik graag zou zien. Met het verdwijnen van tekeningenconservatoren bij enkele musea, het verdwijnen van de zogenaamde prentenkabinetten, is de spoeling op het hoogste niveau behoorlijk dun. Dat weerhoud gelukkig veel hedendaagse kunstenaars er niet van om met het tekenen verder te gaan, zelfs te ontdekken dat er altijd weer nieuwe beeldende wegen zijn. KRIJT is hier natuurlijk een prachtig voorbeeld van en KAdE deed dat al eerder met de tentoonstelling Space Drawings. Met KRIJT is op een andere wijze aangetoond dat er ontwikkeling in het tekenen zit. Misschien zou het interessant zijn om met een derde tentoonstelling dan nog eens terug te keren naar de basis….met pure werken op papier.
Hoe simpel is het om met krijt op een schoolbord te tekenen. Hoe moeilijk is het om tot een goed uitzonderlijk beeldend werk te komen? Moesten er letters, woorden, teksten geschreven worden? Moesten we überhaupt kunstenaars vragen binnen bepaalde kaders te werken? Gelukkig is dat niet gebeurd. Meteen na de gesprekken die ik had met Judith van Meeuwen en Robbert Roos over de keuze van de kunstenaars, (dank voor het vertrouwen, het is een eer om met jullie samen te werken.)dacht ik in mijn eigen bijdrage in elk geval wel woorden te willen gebruiken. Dit wat ik hier nu voorlees, bestaat uit woorden. Dat wat u in mijn tekening kunt lezen zijn woorden van mijn favoriete Ierse dichter Seamus Heaney.
Als het ook over taal gaat dan zijn er honderden schrijvers, dichters en filosofen die over gedachten en gevoelens prachtige en ter zake kundige dingen hebben geschreven. Zoals: Als we ons nog meer richten op de taal, het medium waarin we ons uitdrukken, dan is met overtuiging te schrijven dat er dankzij de taal betekenis is en waarheid. Taal is het wezen van de mens. Hoe we ook denken, hoe we ook twijfelen en hoe we ook zullen sterven, we zullen ons leven lang trouw blijven aan de taal. Dankzij de taal kunnen wij immers denken. Gedachten vormen mogelijk een synthetisch, verbindend geheel van woord en beeld. Het is de taal die ons de wereld laat benoemen. Door taal is er een wereld die zelfs verder reikt dan de werkelijkheid, hoewel zij existeert in diezelfde werkelijkheid. Taal is verleden en toekomst tegelijk. In taal heeft de eeuwigheid een plaats en blijven doden tot ons spreken. Taal liegt niet, al krijgt de leugen vaak wel vorm in taal.
Omdat ik niet kan volstaan met taal te gebruiken in tekeningen, omdat ik sowieso niet kan volstaan met alleen maar tekenen, schrijf ik en kan het niet laten om het in gedichten te hebben over kijken, het ontdekken van lijnen in het landschap, over het tekenen zelf, wat niet al.
Inis Oirr
Het licht zong zich de dag in en leek over het eiland te vloeien. Alles zou
langzaamaan overal zijn en ik werd opgetild uit de tijd en dacht: ik breng
die tijd wel in een vlucht, in proporties tot leven. In een lijn of in een vlak
in elk geval in een beeld. Breng haar terug naar waar zij beklijft, verwerk haar
laat haar bewegen en ontsporen en ervaar nog eens dat schoonheid overal in
verankerd kan liggen. Dat het uiteindelijke beeld gecontroleerd eenzaam
aan de randen van het bestaan zal verblijven, dat was even het idee.
Maar soms werd het wel benoembaar, voor mij, dan was het in de naam.
Jij bent in je naam, je bent iets, je bent je naam.
En omdat het spreken nu eenmaal dikwijls niet meer dan spreken is,
buig ik liever mijn stilte naar jouw naam.
Veel werk dat hier te zien is, is vol hoop en vol geloof in een verder, het zijn uitgelokte schitterende ontsporingen. We zien ketsende beeldende werelden. Waarin we mentaal kunnen reizen. De variëteit van alles wat in KRIJT bij elkaar is gebracht geeft niet alleen aan hoe inventief de deelnemende kunstenaars zijn, soms treden ze buiten hun geijkte pad, soms blijven ze trouw aan iets wat ze eerder deden. Het bleek mij mee te vallen hoe subtiel, dun een sensibel je toch met een krijtje kunt tekenen. Die vermeende moeilijkheid van het omzetten van de zwarte lijn naar de witte lijn op die zwarte ondergrond, die bleek na enkele uren werken al helemaal uit mijn gedachten. Ik moet eerlijk bekennen dat ik over wat ik tekende in het begin helemaal niet tevreden was. Ik kon ook niet de vinger krijgen achter het probleem. De aanzienlijke maat van het werk moest toch geen punt zijn. Groot werk had ik wel eens eerder gemaakt. Naar later bleek vond ik de verschillende beeldelementen, al dan niet figuratief of abstract maar zo’n beetje in een nieuw wankel universum zweven. Maar ik wilde een nieuw soort Melkweg-stelsel dat coherent was en dat enige samenhang vertoonde. Op de laatste dag leek het doorbreken van de aanvankelijke symmetrie mij in elk geval in de goede mood te brengen. Met de toevoeging van de kleine tekeningen op papier voelde alles als op zijn plek. Het avontuur van het tekenen op dergelijke schaal is ook steeds weer een al dan niet mentale reis.
Het feitelijke reizen heeft bij mij soms tot gevolg dat er een gedicht ontstaat. Dat schrijven vertoont overigens wel vaak een parallel met het tekenen. Veelal moet de basis van het werk er direct staan, het betekent voor wat de tekening betreft, dat er soms meerdere kleinere tekeningen op een dag ontstaan. Met het schrijven van een gedicht is het niet veel anders, dat wil zeggen die basis moet er ook in een keer zijn. Als ik teveel moet nadenken over of iets wel goed is, kan ik het beter vernietigen. ”Break down and break out”, schreef de Ier John McGahern. Bijna een variant op wat die andere Ier Samuel Becket zei: Fail again, fail beter.
Bij mij werd het tweede deel van dat Inis Oirr gedicht aldus:
Inis Oirr 2
Hoe vaak loog ik mijzelf niet een verlangen in naar haar? Zelfs hier waar de zee
tegen de rotsen buldert. Waar de stenen muren mijn uitzicht beperken. Waar de lijnen
al getekend zijn. Hoe haal ik deze beelden en ervaringen binnen in de taal? De stilte
die zich ook binnen in dat geweld van de golven moet bevinden. Dat alles vastligt,
voor eeuwen. Dat een enkel paard hinnikt, een winterkoninkje voor me uit vliegt. Ik
de regen koester. En er in die ervaringen iets moet liggen van de werkelijke oorsprong
van mijn zelfbesef. Ik was er niet maar maakte ook weer deel uit van iets groters. Ik mailde
achter mijn raam met uitzicht op de oceaan. Ik groef naar lijnen en tekende lijnen.
Ik brak de branding met mijn blikken. Dacht dat je ook daar zou zijn te vinden.
Kijken doen we allemaal, maar veel kunstenaars hebben blijkbaar een speciale manier van kijken. Zij absorberen wat ze zien en transformeren dat naar een beeld. Sommigen lijken meer naar binnen te kijken, zijn contemplatiever, sensitief en vinden beelden in hun onderbewustzijn.
‘Onaf kijken’ is een term die P.F. Thomése schreef in zijn boek Verzameld nachtwerk. Hij gooit er in de teksten verschillende paradoxen tegenaan, u zoekt het maar uit, lijkt hij te willen suggereren. De vervreemding is voor hem onvermijdelijk en iets maken houdt in er iets anders van maken. Van iets binnen in je, ontwikkelt zich iets buiten je om. Niets is wat het is, het is steeds bezig iets anders te worden. Thomése’s manier van redeneren in De werkelijkheidsverbeteraar is weerbarstig en zelfs provocerend. Ik tref er ook gedachtegangen in aan die ik naadloos op de ontwikkelingen in mijn eigen werk kan leggen. Thomése concludeert bijvoorbeeld dat als zijn schrijven weer eens literatuur geworden blijkt te zijn, de onderneming mislukt is. Missie geslaagd, schrijft hij dan provocerend. Het is zaak onzekerheden in stand te houden, zekerheden zijn er te over, daar moet je volgens hem de kunst niet voor gebruiken. Wat hij zoekt is een open terrein, waar de woorden de weg niet kennen. Dat is een beeld dat ik graag voor mijn tekeningen gebruik.
Hoewel de hand soms vaardig is, zijn weg lijkt te kennen, ben ik het meest tevreden als ik prettig beeldend ontspoor. Als wat ik getekend heb te mooi oogt, moet er worden ingegrepen en moet er meer weerstand in de tekening komen. Vernietigen is ook weer opbouwen. Denk aan wat Beckett schreef. Het bevalt me zeer als kijkers naar mijn werk af en toe zeggen dat ze bij nieuw werk moeten ‘wennen’ aan wat ze dan zien.
Nog even over taal. In de literatuur sprak Maurice Blanchot van de literaire ruimte. Hij definieert een literaire tekst als taal die door de schrijver verlaten is, onaf. Daar heb je het weer! Zie hier de parallel met P.F.Thomese. Een tekst is bij hem per definitie onvoltooid. De schrijver is gestopt en is elders verdergegaan met iets anders of opnieuw begonnen. Een tekst wordt daarmee tot een raadselachtige, verlaten ruimte, waar je een vreemde blijft, waar je in rond kunt dolen en vragen kunt stellen, maar waar niemand aanwezig is om te antwoorden. De essentiële eenzaamheid. Dit metaforisch beeld over een tekst is eveneens passend voor beeldende kunst. Mijn affe tekeningen zijn immers ook altijd weer onvoltooid. Ik ben ergens op enig moment gestopt om verder te tekenen. Ik ben met een nieuwe tekening begonnen. Mijn eerdere tekening is zo verworden tot een raadselachtige verlaten ruimte, waar ik uiteindelijk ook zelf een vreemde ben, waar anderen dan in kunnen ronddolen en vragen kunnen stellen, maar ik ben er niet meer aanwezig om te antwoorden. Paradoxen leveren veel stof tot nadenken. Het is zeker zo dat de taal in een boek, de taal is die is achtergelaten. Elk beeld dat ik tekende liet ook ik achter op papier en ieder kan er uit halen wat hij wil. Al zou er ‘begrip’ zijn, een betekenis gevonden worden, dan is dat een ‘antwoord’ op een vraag die ik nooit heb gesteld. De kijker bepaalt dus zelf wat ik te vertellen heb. De tekening kan bovendien nooit beter zijn dan de kijker, om Thomése nog maar eens te citeren.
De woorden van de dichter gaan over dingen die niet bestaan buiten de woorden, herinnerde ik mij een zin van de dichter Wallace Stevens. Ik vroeg me af of je iets vergelijkbaars over tekeningen kon zeggen. Gingen de beelden van de kunstenaar over dingen die niet bestaan buiten de beelden? Wat in een goede tekening als het ware aan het werk is, gewichtig gezegd, is het vermogen van de geest zich een nieuw niveau van zelfwaardering voor te stellen, een nieuw gebied voor de eigen activiteit. Ik moest wel degelijk bij dichters te raden gaan om voor mijzelf te kunnen vaststellen wat al die beelden betekenden. Een poëtische toon is, hoopte ik, meer dan een spreekstem waarmee de tekening zich voordoet, veel meer. Die toon is geen zaak van de esthetiek van een tekening. In tekeningen en alle andere soms meer mixed media werken hier in KRIJT liggen mogelijkheden om met minimale of complexe middelen de kracht van de verbeelding uit te drukken. Kijk naar de verschillen in benadering, bijvoorbeeld van Marcel van Eeden en Marjolijn de Wit. Of het beeldende conflict bij Romy Muijrers en Susanna Inglada, in de diepe eenzaamheid in het werk van Guy Vording. In die ontstane beelden ligt altijd wel iets van wat werd vermoed en waarnaar werd gereikt. Maar hier in KRIJT, op de muur, op schoolborden of in de ruimte hebben de werken hun contouren gekregen en hun plaats aangevoeld en iets tot uitdrukking gebracht. De uiteindelijke invulling op schoolbord, wand of ruimte, daar waar de lijn veelal reisde, die lijn die het beeld is geworden, dat is het werk. Klaar!
Maar nog niet helemaal. Judith van Meeuwen stuurde me op de valreep dit:
De Griek Aischylos schreef in 458 voor Christus in Orestaia al dit:
Orestaia
Dit was het leven.
De gelukkigste uren
krabbels in krijt
op een bord in een klaslokaal. We staren ernaar,
proberen het te begrijpen.
En dan keert het geluk ons de rug toe –
en wordt alles uitgewist.
De vreugde was niet minder pathetisch
dan het ergste leed.
Vertaling: Ted Hughes, vertaald naar Nederlands door Tom Kleijn
Arno Kramer
19-08-2018
Foto’s: Kunsthal KAdE